Soms gebeuren er rare dingen in het leven. Zoals met deze stoofpeertjes. Hoewel we ervan overtuigd zijn dat we dit recept al eerder hebben geplaatst, is het toch nergens op de site te vinden. Mocht je weten waar ze zijn, dan horen we het graag 🙂 Omdat ze zo lekker zijn, geven we bij deze (nogmaals) het recept voor stoofpeertjes!

Het is nu, begin november, echt stoofperentijd. Aan de ene kant omdat de stoofpeertjes nu geoogst worden (dat is een inkopper ;)) en aan de andere kant omdat de kruidige smaak van de peertjes een echte herfstsmaak is (ook best logisch ;)). De meeste bekende stoofperen zijn van het ras Gieser Wildemann, maar je kunt ook andere soorten gebruiken. Misschien worden ze iets minder rood, of moeten ze wat langer koken, maar lekker worden ze sowieso!

De alcohol kookt er tijdens de bereiding grotendeels uit, maar wil je liever een alcoholvrije versie, dan kun je ook vruchtensap gebruiken. Neem dan bijvoorbeeld rode bessensap, dan worden de peertjes mooi rood.

Wil je ook peren met stokjes, dan kun je ze het makkelijkst met een dunschiller schillen. Ga je liever voor het snelle werk, snijd dan de peertjes in vieren en verwijder ook de klokhuizen. Dat scheelt je ook gelijk een beetje kooktijd.

1. Schil de stoofperen. Doe de port met het water, de suiker, het vanillestokje en het kaneelstokje in een pan met dikke bodem. Zet de peren er (als mogelijk) rechtop in en breng het geheel langzaam aan de kook, met het deksel op de pan.
2. Laat de peertjes ongeveer 3 uur langzaam sudderen. Schep af en toe wat van het vocht over de peertjes, dan weet je zeker dat de bovenkant niet droger wordt dan de rest.
3. Als de peertjes zacht zijn, zijn ze klaar.

Eventueel kun je de saus nog binden met wat maizena (eerst mengen met wat water). Serveer de peertjes met ijs en de siroop. Dat wordt smullen! 🙂